EEN VERRASSENDE BIJVANGST!
Een lerares bij mij uit de buurt had een probleempje met haar buurman over de precieze plek van de erfscheiding bij de oprit. Iemand van het Kadaster had ooit wel een metalen paaltje in het pad geslagen, maar waar dat precies zat, was niet meer te zien. Haar man had het al zonder resultaat met een leidingzoekertje proberen te vinden.
DE EXPERT AAN ZET
Het opsporen van het piketpaaltje leek me een kolfje naar mijn hand. Als ‚expert’ moest ik dat ding binnen luttele minuten kunnen vinden. We spraken op een zaterdagmorgen rond koffietijd af. (Al zeven weken hitte!) Een lang bospad leidde naar hun huis dat in het groen verscholen lag.
Na een korte rondleiding en een kop koffie op het terras met het echtpaar, pakte ik mijn detector en mijn onverwoestbare 1945 US Army - schop en liep naar de plek van discussie. Zoals zo vaak, als iets eenvoudig lijkt, doemt er een probleem op. Ik had mijn detector op ijzer ingesteld, maar die ging dus overal af. Gebroken puin op de oprit tot 15 cm diep. Lekker, want daar zit altijd metaal en dus vooral ijzer in. Kortom overal signaal. Oei, hoe ging ik dit oplossen?
Het piketpaaltje zal niet dieper dan 10 of 15 cm in de grond geslagen zijn. Het leek me daarom verstandig de zoekschijf op een 10 cm hoogte over de grond heen en weer te zwaaien. Zo’n paaltje pak ik op 30 cm diepte en dan voorkom ik in elk geval signaal op allerlei kleine troep. Toch kreeg ik op een lapje grond van 5 bij 5 meter overal nog signaal. Dus extra letten op een laag ijzersignaal en een lage score op de display van mijn detector.
RAADSEL OPGELOST?
Lekker! Gaten hakken in aangestampt puin! Het zweet liep me na het eerste gaatje al over de rug. Geen paaltje. Nog een gat gemaakt, zelfde verhaal. Derde signaal, weer niets. Vierde signaal, een dubbel signaal; kan het ook haast niet zijn. Ondertussen maak ik me als schrijver van: ‚Handboek voor zoekers' toch enige zorgen over mijn reputatie. De “luttele minuten” waren al lang voorbij. Dus ik vertel, naar waarheid, dat het zoeken in een opgebrachte puinlaag lastig is vanwege het metaalafval dat er altijd in zit en zelfs munten voeg ik er nu aan toe.
Gelukkig kwam de buurman met een hamer en beitel een handje helpen door in de gemaakte gaten te wroeten. Ondertussen suggereerde hij, dat het ook nog wel iets dichter bij de sloot kon zitten. Ik zwaai een paar keer over die plek en krijg een hoge piep. “Dat is in elk geval geen ijzer, maar misschien wel koper of zilver”. Maar ja, wie weet heeft die gast van het kadaster wel een aluminium paaltje in de grond geramd. Dan krijg je dus een hoge piep. Ik wrik en wroet in het puinpad en floep, daar rolt er iets ronds uit. Op hetzelfde moment hoor ik de buurman ‚Ja, ik heb hem’ zeggen. In een open gat vindt hij toch nog de vierkante piketpaal van het kadaster.
EEN MUNT?
Mooi, zeg ik, dat is dan opgelost. “Maar kijk wat ik net vond”. Nu val ik van een groot rond metalen plaatje niet snel ondersteboven. In mijn bijna veertigjarige zoekcarrière heb ik wel vaker grote ronde 'munten' uit de grond getrokken. Het was in elk geval altijd iets anders dan je hoopte: de ene keer een grote herdenkingspenning uit 1948 en andere keer een dikke vette Engelse penny van Edward 1910, je kent ze wel. Maar nog nog is het helemaal niks, gewoon een plaatje brons, koper of lood. Ik laat de twee buurmannen het plaatje zien. Ik gooi hem iets op om het gewicht te voelen. Het moet haast wel een munt zijn. Hij is zwaar, een beetje groen en er schijnt iets blinkende doorheen. Ik wrijf over het ding en denk: “Verdorie een dikke vette rijksdaalder van Willem of zoiets.”
GEEN GOUDEN EEUW IN TWENTE EN ACHTERHOEK
Ik woon al mijn hele leven in het oosten van het land en dan word je niet snel verwend met dikke zilveren munten. Wel heb ik mijn portie gouden sieraden in zwemwater gevonden, maar nog nooit een gouden munt. Schande! Vroeger zeiden we dat je elke zeven jaar aan de beurt was, maar hier in de Achterhoek en Twente dus kennelijk niet. De Gouden Eeuw hebben we ook alleen maar van horen zeggen meegekregen, 'no part of our history' zal ik maar zeggen. De grootste zilveren munten die ik vond waren riksen uit de jaren vijftig en zestig, guldens van Wilhelmina uit de twintiger jaren en een keer een zilveren Flabbe van 1598 van Groningen en Ommelanden. Maar DIT was andere koek.
Toch was ik er niet helemaal gerust op, want voor een rijksdaalder van Willem II of III was deze iets aan de dunne kant op de rand. Bij het boshuis gekomen spoelde ik de munt af, de groene corrosie bleef erop zitten. Maar ik zag vaag iets wat op een adelaar leek en op de voorkant meende ik een jaartal te ontwaren. De eigenaren waren tevreden met de vondst van het piketpaaltje en ik mocht de munt meenemen.
MUNTBOEKEN
Thuis heb ik voldoende boeken over munten achter de hand, dacht ik. Na enig speurwerk meende ik, dat het een arendsrijksdaalder was omdat er een mooie adelaar op de voorkant stond. Ook zag ik duidelijk een jaartal: 1622. Maar waar deze was geslagen bleef duister. Links van het jaartal kon ik een paar letters lezen: CIVTA (dus een stad, geen provincie) en ….ENSIS. De stad Campen heet op munten CAMPENSIS dus dat zou kunnen kloppen. En ze hebben vanaf 1596 arendsrijksdaalders uitgegeven.
Maar mijn munt weegt echter 28,4 gram en die van Kampen 29,03 gram. Er is volgens de catalogussen ook geen Kampense munt met adelaar van 1622 bekend. Dus moet dit joekel eerst iets beter schoongemaakt worden voor ik hem verder kan determineren. Het blijft spannend, heb ik een unieke munt gevonden?
ZILVER BEHOEDZAAM SCHOONMAKEN!
Na een nachtje in een mild zilverbadje gelegen te hebben, wrijf ik met een wattenstaafje voorzichtig wat vuil bij het randschrift weg. Nu kan ik meer letters achter CIVTA lezen. Er staat: SANGALLENSIS. En op de keerzijde ontwaar ik een klauw, waar ik een voet van een ridder verwachtte. Ik weet genoeg. Even zoeken op Internet en zowaar vind ik de munt: het is een Taler van de stadt Sankt Gallen in Zwitserland, met een beer op de keerzijde. Op de voorzijde prijkt een dubbelkoppige adelaar net als op de Nederlandse arendsrijksdaalders. Even is er een korte teleurstelling dat ik een buitenlandse munt gevonden heb. Maar dan realiseer ik me, dat het geldverkeer voor die tijd al zeer international was, deze munt rouleerde gewoon tussen de “Nederlandse” leeuwen- en arendsdaalders.
HISTORIE VAN DE MUNT
Persoonlijk vind ik, dat zoekers meer tijd moeten steken in het achterhalen van de historie van hun vondsten en deze moeten proberen te plaatsen in de lokale geschiedenis. Sluit je aan bij de AWN of een lokale Heemkundegroep. Bij deze munt Is het niet al te moeilijk. Wat tijd betreft en de geringe slijtage past deze prima in de veldtocht van Frederik Hendrik in 1627 in de Gelderse Achterhoek. In die tijd kwam veel geld de streek binnen om de huurlingen en vaklieden die uit heel Europa kwamen van soldij te voorzien.
Wordt vervolgd,
Met vriendelijke groet,
Gert Gesink